Het Romeinse cijfersysteem was overwegend inEuropa in de Middeleeuwen, vanwege het feit dat het onhandig was om te gebruiken, wordt het tegenwoordig praktisch niet gebruikt. Het werd vervangen door eenvoudigere Arabische cijfers, waardoor rekenen veel eenvoudiger en gemakkelijker werd.
De basis in het Romeinse systeem zijn de graden van het nummertien, evenals de helft. In het verleden hoefde een persoon geen grote en lange getallen te schrijven, dus het aantal basiscijfers eindigde in eerste instantie in duizend. De getallen worden van links naar rechts geschreven en hun som geeft ook een bepaald getal aan.
Het belangrijkste verschil is dat de Romeinhet nummerstelsel is niet-positioneel. Dit betekent dat de locatie van een cijfer in een nummerrecord niet de waarde aangeeft. Het Romeinse cijfer "1" wordt geschreven als "I." En nu voegen we twee eenheden samen en kijken naar hun betekenis: "II" - dit is precies het Romeinse cijfer 2, terwijl "11" in de Romeinse calculus wordt geschreven als "XI". Naast de eenheid worden andere basiscijfers erin als vijf, tien, vijftig, honderd, vijfhonderd en duizend beschouwd, die respectievelijk worden aangeduid met V, X, L, C, D en M.
In het decimale systeem dat we gebruikenvandaag, tussen 1756, verwijst het eerste cijfer naar het aantal duizenden, het tweede naar honderden, het derde naar tientallen en het vierde naar het aantal eenheden. Daarom wordt het een positioneel systeem genoemd en worden berekeningen uitgevoerd door de overeenkomstige cijfers bij elkaar op te tellen. Het Romeinse cijfersysteem is op een heel andere manier gerangschikt: daarin hangt de waarde van het hele cijfer niet af van de volgorde in het record van het nummer. Om bijvoorbeeld het getal 168 te vertalen, moet u er rekening mee houden dat alle nummers erin worden verkregen uit basistekens: als het nummer links groter is dan het nummer rechts, worden deze nummers weggehaald, in het andere geval worden ze opgeteld. Aldus zullen er 168 in worden opgenomen als CLXVIII (C-100, LX - 60, VIII - 8). Zoals u kunt zien, biedt het Romeinse cijfersysteem een nogal omslachtige registratie van getallen, waardoor het optellen en aftrekken van grote getallen uiterst lastig is, om nog maar te zwijgen over de deling en vermenigvuldiging die erop zijn uitgevoerd. Het Romeinse systeem heeft nog een belangrijk nadeel, namelijk de afwezigheid van nul. Daarom wordt het in onze tijd alleen gebruikt om hoofdstukken in boeken aan te duiden, nummering van eeuwen, plechtige datums, waarbij er geen behoefte is aan rekenen.
In het dagelijks leven is het veel gemakkelijker te gebruiken.decimaal systeem, de waarde van de cijfers waarin is gerelateerd aan het aantal hoeken in elk van hen. Het verscheen voor het eerst in de 6e eeuw in India en de symbolen erin werden pas diep in de 16e eeuw verankerd. Indiase figuren, Arabisch genoemd, zijn doorgedrongen in Europa dankzij het werk van de beroemde wiskundige Fibonacci. In het Arabische systeem wordt een komma of punt gebruikt om het gehele getal en de fractionele delen te scheiden. Maar in computers wordt het binaire getallenstelsel het meest gebruikt, dat zich dankzij het werk van Leibniz in Europa heeft verspreid, vanwege het feit dat triggers worden gebruikt in computertechnologie, die slechts in twee werkposities kan zijn.