De grammatica van de Duitse taal is iets gecompliceerdervergeleken met verwante talen van de Romeins-Germaanse groep. Neem bijvoorbeeld de verbuiging van zelfstandige naamwoorden of het concept van grammaticaal geslacht, dat niet in het Engels is. Het concept van "woordvolgorde" bestaat in bijna alle talen, alleen in sommige gevallen hebben we te maken met vrije ordening van woorden in een zin, in andere is er een bepaald patroon.
Ten behoeve van de uiting is de Duitse zin verdeeld in 3 soorten:
- Verhaal (Aussagesatz).
- Vragend (Fragesatz).
- Incentive (Imperativsatz).
Duitse woordvolgorde
В немецком предложении различают 2 вида plaatsing van woorden. Een kenmerk van het Duitse voorstel is de verplichte aanwezigheid van beide hoofdleden: als onderwerp (Subjekt), evenals een predikaat, Prädikat (er zijn uitzonderingen, maar dit moet apart worden besproken).
Een simpele niet-gecirculeerde zin heeftde samenstelling is alleen de hoofdleden en ziet er ongeveer zo uit: Ich schreibe. (Ik schrijf). Vaker heeft een voorstel meer dan 2 leden, dan spreken ze van een wijdverbreid voorstel.
Er zijn twee soorten woordvolgorde in een Duitse zin: vooruit en achteruit.
Directe woordvolgorde een eenvoudige veelvoorkomende zin is gemakkelijker als volgt uit te drukken: onderwerp + predikaat + kleine termen.
Er schreibt ein Brief.
Het geconjugeerde deel van een complex samengesteld predikaat blijft altijd op de tweede plaats, het andere, niet-geconjugeerde deel, evenals het verwijderbare voorvoegsel, gaan naar het einde van de zin:
Er is een Brief geschrieben. Sie geht heute spazieren.
De tweede optie is omgekeerde woordvolgorde.
De betekenis van de zin zelf verandert niet door het gebruik van een ander woordplaatsingsschema. Tegelijkertijd veranderen alleen de I- en III-plaatsen, de omgekeerde volgorde ziet er als volgt uit: kleine zin + predikaat (ref. deel) + onderwerp + kleine leden + unsp. onderdeel van het predikaat. Op de laatste plaats wordt ook een afneembaar opzetstuk geplaatst.
Heute geht sie spazieren.
Duitse woordvolgorde: negatieve zin
Meestal wordt de negatie nicht gebruikt in de Duitse zin, die wordt geplaatst voor het woord dat het ontkent: Nicht alle sehen das.
Betreft de ontkenning het predikaat, dat het deeltje aan het einde van de zin wordt geplaatst: Das wissen wir nicht.
Als de ontkenning van toepassing is op een zelfstandig naamwoord, gebruik dan kein, dat er direct voor staat. Beide woorden komen overeen in geslacht en hoofdlettergebruik: Er hat keine Zeit.
Er moet aan worden herinnerd dat in het Duits één ontkenning in een zin is toegestaan, in tegenstelling tot het Russisch.
Duitse woordvolgorde: vragende zin
Er zijn twee soorten Duitse vragende zinnen: met een vragend woord en zonder.
Vragende zin zonder vragend woord: ref. predikaat deel + onderwerp + kleine termen + nespr. onderdeel van het predikaat: Gehst du im Park geweest?
Een vragende zin met een vragend woord begint ermee: vraag woord + ref. predikaat deel + onderwerp + kleine termen + nespr. onderdeel van het predikaat: Wohin geht er heute Abend spazieren?
Woordvolgorde in een stimulerende Duitse zin
Een imperatieve (imperatieve) zin drukt een oproep tot actie, een bevel, een verbod uit. Het predikaat, dat in de imperatieve stemming staat, neemt de eerste positie in: Gehen wir im Park!
De woordvolgorde in een complexe Duitse zin
Er zijn twee soorten complexe zinnen:complex en complex. Omdat delen van een samengestelde zin onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan, verschilt de woordvolgorde daarin niet veel van een eenvoudige Duitse zin. Afzonderlijk moeten we stilstaan bij een complexe zin.
Optie één: de hoofdzin staat op de eerste positie, het tweede deel volgt erop. In dit geval ziet een gangbaar schema voor woordvolgorde er als volgt uit:
- de hoofdzin heeft dezelfde woordvolgorde als een eenvoudige zin;
- ondergeschikte clausule: onmiddellijk na de komma, een ondergeschikte unie + onderwerp + secundaire termen + (negatie, indien aanwezig) + unsp. deel van predikaat + ref. onderdeel van het predikaat.
Afneembare bijlagen zijn niet afneembaar. Als het predikaat in de ondergeschikte zin wordt uitgedrukt door een reflexief werkwoord, wordt het deeltje sich in de gewenste vorm onmiddellijk na de conjunctie geplaatst, en pas daarna komt het onderwerp.
Als de volgorde van de zinnen verandert, ende hoofdzin verdwijnt naar de achtergrond en begint met ref. delen van het predikaat, omdat de ondergeschikte bijzin, die in de eerste plaats is gestegen, de rol speelt van een van de hoofdleden van de zin.