Mangrovebomen zijn groenblijvend bladverliezendplanten die zich hebben gevestigd op tropische en subtropische kusten en zich hebben aangepast aan het leven in omstandigheden van constante eb en vloed. Ze worden wel 15 meter hoog en hebben bizarre soorten wortels: hoogdravend (een boom boven het water tillen) en luchtwegen (pneumatoforen), steken als rietjes uit de grond en nemen zuurstof op.
De grond waarop mangroven groeienaltijd verzadigd met water, er zit niet genoeg zuurstof in. Onder dergelijke omstandigheden geven anaërobe bacteriën stikstof, fosfaten, ijzer, methaan, sulfiden, enz. Af, die een specifieke geur van bomen creëren. Wortels nemen zuurstofgebrek op uit de lucht en voedingsstoffen uit de bodem.
De bladeren van deze planten zijn taai, leerachtig, sappig,Fel groen. Gezien het zoutgehalte van de bodem en het gebrek aan zoet water hebben ze zich aangepast aan het beperkte vochtverlies. Bladeren kunnen de mate van openheid van de huidmondjes regelen, die gasuitwisseling ondergaan tijdens fotosynthese, en draaien, waarbij heet zonlicht wordt vermeden.
Net zo atypisch als de mangroveboom zelf, zo zijn de vruchten ook(de zaden) van hem zijn ongebruikelijk. Ze zijn bedekt met een luchtig weefsel, waardoor ze een bepaalde tijd kunnen zwemmen en indien nodig hun dichtheid kunnen veranderen. Veel mangroven zijn levendbarend. Hun zaden ontkiemen zonder te scheiden van de boom. De spruit beweegt ofwel in de vrucht of door de vrucht naar buiten. Tegen de tijd van scheiding is hij klaar om zelfstandig door fotosynthese te voeden.
Mangrovebossen dienen als toevluchtsoord en plekhabitat van veel organismen. Algen, oesters, zeepokken, sponzen, bryozoën moeten zich ergens aan hechten bij het filteren van voedsel. Talrijke wortels zijn hiervoor geweldig. Tropische vissen, geleedpotigen en slangen leven in het water nabij de wortelsystemen. Kolibries, fregatten, papegaaien, meeuwen en andere vogels hebben zich in de boomtakken gevestigd.
Mangrovebomen die snel groeienbescherm de kust tegen wegspoelen door zeegolven. Zij, die op zee oprukken, eisen er nieuwe gebieden op. De dicht met elkaar verweven wortels vangen het afgezette slib op en helpen de grond af te voeren. De lokale bevolking gebruikt de teruggewonnen gronden en creëert plantages met kokospalmen, citrusvruchten en andere gewassen.